Kennelijk onredelijk ontslag
Naar analogie met de regels in de cao nr. 109, is kennelijk onredelijk ontslag het ontslag van een voor onbepaalde duur in dienst genomen werknemer om redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst en waartoe nooit beslist zou zijn door een normale en redelijke werkgever. Bij een kennelijk onredelijk ontslag is de werkgever aan de werknemer ook een vergoeding verschuldigd van ten minste 3 weken en ten hoogste 17 weken loon.
De schadevergoeding is niet cumuleerbaar met andere vergoedingen waarin is voorzien in het kader van een bijzondere ontslagprocedure (met uitzondering van de voormelde vergoeding van twee weken loon).
De schadevergoeding is ook niet cumuleerbaar met enige andere vergoeding die verschuldigd is door de werkgever naar aanleiding van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met uitzondering van een opzeggingsvergoeding, een niet-concurrentievergoeding, een uitwinningsvergoeding of een aanvullende vergoeding die bovenop de sociale uitkeringen wordt betaald.
Vermits de cao nr. 109 de bewijslast van een kennelijk onredelijk ontslag laat afhangen van het verloop van de kennisgeving van de concrete ontslaggronden (werd er al dan niet een verzoek gedaan door de werknemer), terwijl de kennisgeving in de voorziene regeling in elk geval door de overheid dient te gebeuren, volgt dat de bewijslast wordt beheerst door het gemene bewijsrecht, zoals bepaald in artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek (dat bepaalt dat iedere partij het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert), tenzij de tewerkstellende overheid naliet de concrete redenen die tot het ontslag hebben geleid mee te delen. Desgevallend behoort het dus aan de werkgever om het bewijs aan te voeren dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is.